1 Voorwoord redactie

U heeft er lang op moeten wachten, maar het resultaat mag er dan ook zijn. U zag het natuurlijk onmiddellijk op het moment dat u hem uit de brievenbus pakte: het VvLS–magazine is vernieuwd en gaat voortaan door het leven als het Letseljournaal. Ook aan de inhoud en de vormgeving is het één en ander veranderd.

Wat niet veranderd is, is de doelstelling van het blad. Via het Letseljournaal wordt u op de hoogte gehouden van de veranderingen en het nieuws uit ‘letselschadeland’ en wordt geprobeerd u praktische tips te geven over het omgaan met uw letsel, de afwikkeling van uw zaak etc. In het kader hiervan zijn de nieuwe rubrieken ‘Waar heeft u recht op?’ en ‘Handige hulpmiddelen’ in dit Letseljournaal opgenomen.

Verder kunt u in dit nummer een interview lezen met prof. mr. J.M. Barendrecht van de Projectgroep Normering Personenschade van de Universiteit van Tilburg. Deze projectgroep ontwikkelt een gedragscode voor de afwikkeling van personenschades die ervoor moet zorgen dat dit proces vlotter en respectvoller verloopt voor alle deelnemende partijen.

Ook is er een verslag opgenomen van de ontmoetingsdag die de VvLS samen met de vereniging Whiplash Lotgenoten heeft georganiseerd in september van het afgelopen jaar. Door velen is de dag ervaren als een informatieve middag, een perfecte mogelijkheid om dingen met elkaar te delen en om praktische tips op te doen. Maar bovenal was het een hele gezellige dag. Voor diegenen die de dag gemist hebben: volgend jaar is er opnieuw een kans en na het lezen van het verslag laat u deze keer vast niet aan u voorbij gaan!


 

2 In het nieuws

“Slachtoffers moeten een centrale rol krijgen bij het afwikkelen van letselschadezaken”

Om ervoor te zorgen dat het afwikkelen van letselschadezaken in de toekomst vlotter en respectvoller verloopt, ontwikkelt het centrum voor Aansprakelijkheidsrecht van de Universiteit van Tilburg (UvT) momenteel de Gedragscode Personenschade. Een definitieve versie van de code is in mei 2006 klaar. Eén van de mensen die betrokken is bij de totstandkoming van de code is prof. mr. J.M. Barendrecht. Aan hem vroeg het Letseljournaal om terug te blikken op het verloop van de ontwikkeling van de code en om zijn visie te geven op het hanteren van de Gedragscode Personenschade in de praktijk.

Hoe is het idee voor de Gedragscode Personenschade ontstaan?

“Het idee ontstond door een onderzoek van één van onze promovendi naar het afwikkelen van personenschades in het buitenland. Daaruit bleek dat de regelgeving in sommige landen verder ontwikkeld is dan bij ons. In die landen liep de afwikkeling van letselschadezaken vaak ook beter. Vanuit het ‘veld’ is toen de vraag gekomen om ook voor Nederland iets te ontwikkelen waardoor letselschadezaken sneller en minder moeizaam kunnen verlopen.”

Hoe is de Gedragscode zelf tot stand gekomen?

“We hebben ervoor gekozen om de Gedragscode samen met mensen uit de letselschadebranche te ontwikkelen en om zelf als neutrale partij alle verschillende visies samen te brengen. Om dit te realiseren zijn we zogenaamde ‘expertmeetings’ gaan organiseren waarbij verzekeraars, belangenbehartigers en slachtofferorganisaties uitgenodigd werden. Tijdens deze meetings kon iedereen zijn visie geven. Zo ontstond er een beeld van wat goede en minder goede manieren zijn om letselschadezaken af te wikkelen.”

In het begin werd er wel stevig met elkaar gesproken en kwamen er wel eens verwijten op tafel, maar gaandeweg werd het vermogen om naar elkaar te luisteren ontwikkeld en ontstond er begrip voor elkaars situatie. Er groeide duidelijk iets.

Wat zijn de belangrijkste punten uit de Gedragscode Personenschade?

Het belangrijkste is dat het slachtoffer dankzij de Gedragscode meer centraal komt te staan. De basiswaarde van de code is dat je respectvol om moet gaan met het slachtoffer en zijn beleving van de situatie. Verder moet het herstel van het slachtoffer en het weer oppakken van zijn leven en werk op de eerste plaats komen.

Daarnaast ligt de focus binnen de Gedragscode op conflictafhandeling. Op dit moment worden afwikkelingsprocedures vaak gekenmerkt door belangentegenstellingen en conflicten. De Gedragscode stelt voor dit zoveel mogelijk te vermijden door te werken volgens de Harvard onderhandelingsmethode.

Dit houdt in dat je aan de ene kant vast stelt waar je het over eens bent en dat je dit afhandelt. Aan de andere kant moeten aspecten waar je het niet over eens bent als gezamenlijk probleem worden beschouwd, waarvoor ook gezamenlijk een oplossing moet worden gevonden. Dit kan het beste door te proberen de neutraliteit te zoeken. Als je het niet eens bent over de hoogte van bijvoorbeeld de schadevergoeding, zoek hiervoor dan objectieve criteria en probeer tot een redelijke oplossing te komen. En als dat niet lukt, zoek dan snel iemand die neutraal is en die kan helpen bij het oplossen van het knelpunt.

Wat verandert er voor het letselschadeslachtoffer?

De gedachte is dat het slachtoffer een meer sturende rol krijgt. Doordat we hebben uitgeschreven hoe het proces idealiter zou verlopen, kan het slachtoffer vergelijken of dat wat in zijn zaak gebeurt normaal en goed is. We hopen dat dit aanleiding geeft om betrokkenen (sneller) aan te spreken wanneer dat niet het geval is.

Ook denken we dat het, in het algemeen, verstandig zal zijn als slachtoffers meer bij de afwikkeling van de zaak betrokken worden. Dit kan gedaan worden door driegesprekken tussen het slachtoffer, de belangenbehartiger en de verzekeraar te organiseren. Ons advies is om dit in ieder geval aan het begin van de onderhandelingen te doen -zodat het voor het slachtoffer duidelijker wordt hoe het traject zal verlopen- en aan het eind. Een bijkomend voordeel van de driegesprekken is dat ze respect voor het slachtoffer en wederzijds begrip in de hand werken.

Wat leuk is om te zien, is dat er in ieder geval iets aan het veranderen is in de rol van slachtofferorganisaties. Het is duidelijk dat er voor hen meer ruimte komt om hun visie op de problematiek te geven. En dat werkt eigenlijk twee kanten op: op het moment dat er beter naar je geluisterd wordt, word je ook actiever. Slachtofferorganisaties spreken nu met een duidelijkere stem en dit werkt erg goed richting verzekeraars, belangenbehartigers en de politiek.

De ontwikkeling van de Gedragscode is niet op alle punten even soepel verlopen. Verschillende partijen hebben kritiek geuit. Eén van deze kritiekpunten is dat het slachtoffer niet de (maximale) vergoeding krijgt die hem toekomt door het ‘harmoniemodel’ (of Harvard–onderhandelingsmethode) van onderhandelen. Wat is uw visie hierop?

“Het harmoniemodel gaat niet over het geld of over de hoogte van de schadevergoeding. Het heeft ook helemaal niets te maken met toegeeflijk zijn. Je kunt heel helder zijn in wat je wilt bereiken en hoog inzetten, maar tegelijkertijd wel het gesprek gaande houden. Door uit te gaan van de Harvard–onderhandelingsmethode wordt alleen voorkomen dat de bal eindeloos heen en weer wordt gekaatst en dat tegenbod zich op tegenbod stapelt. We zullen veel sneller zeggen dat als je het ergens niet over eens wordt, je een neutrale derde in het proces moet betrekken om knopen door te hakken.”

Ook de vereniging van letselschadeadvocaten (LSA) had kritiek op de code. Zij zijn uiteindelijk uit het overleg gestapt omdat ze vonden dat er onvoldoende rekening werd gehouden met het feit dat ze zich niet aan welke code dan ook kunnen binden met het oog op hun toekomstige cliënten. Wat is uw visie op deze stap van de LSA?

“Wij hebben vanaf het begin gezegd dat we heel goed begrijpen dat de LSA zich niet voor toekomstige klanten wil binden en dat hun deelname aan het project als basis heeft dat zij hun bijdrage leveren, maar dat ze niet hun handtekening zullen zetten. Van andere partijen die betrokken waren bij het overleg kwam, logischerwijs, in de loop van het proces wél de vraag wat er met de code moest gaan gebeuren. De verzekeraars hebben toen gezegd dat ze het wel wat makkelijk vonden van de LSA dat ze bij het overleg aanwezig waren en een grote invloed op de inhoud en het proces rond de gedragscode hadden, maar zich niet aan de code wilden binden. Terwijl juist wel van andere partijen werd verwacht dat ze zich aan de code zouden committeren. Het is deze tegenstelling geweest die de aanleiding voor de LSA vormde om uit het project te stappen.

Vanzelfsprekend vinden we deze stap jammer. Overigens heeft de beslissing wel een positief bijeffect gehad. Andere organisaties moesten gaan nadenken over wat zij willen met de gedragscode. De reacties van bijvoorbeeld Slachtofferhulp en de verzekeraars op het uittreden van de LSA hebben duidelijk gemaakt dat zij wel op de ingeslagen weg verder willen gaan.”

Wat verwacht u van het werken met de Gedragscode in de praktijk?

“Ons idee is dat we geleidelijk met de Gedragscode moeten gaan werken. Het is niet waarschijnlijk dat alle partijen meteen een handtekening onder de code zullen gaan plaatsen. Veel zal dus afhankelijk zijn van de goede wil van partijen. In dit project neemt iedereen zijn verantwoordelijkheid en is iedereen bereid om mee te werken. De kunst blijft natuurlijk wel om het ook echt op de werkvloer te laten beklijven.

Hiervoor hebben we een aantal concrete ideeën. We beginnen bijvoorbeeld te denken in een webtoepassing, waarop beide partijen informatie kunnen invoeren en waar ook dialoog mogelijk is. Het is de bedoeling dat ook het slachtoffer deze informatie kan bekijken en op elk moment kan zien wat de stand van zaken is, op welke punten er overeenstemming is en op welke punten niet. We begrijpen dat dit vrij geavanceerd is, dus de kans is groot dat dit document er ook in een papieren versie komt.

Verder moet er een orgaan komen, wij noemen dat in de Gedragscode de ‘permanente organisatie’, dat de Gedragscode gaat beheren. Dit moet het centrale punt vormen voor klachten en een soort helpdeskfunctie vervullen. Met de informatie die de ‘permanente organisatie’ vanuit het veld krijgt, kan ze de Gedragscode verder ontwikkelen en knelpunten die nog niet verholpen zijn, aanpakken.”

WAO wordt WIA. Wat verandert er voor u?

Per 1 januari 2006 is de Wet Arbeidsongeschiktheid (WAO) vervangen door de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Dit kan gevolgen hebben voor uw inkomen wanneer u afhankelijk bent van een WAO–uitkering.

Wie krijgt te maken met de WIA?

De WIA gaat gelden voor mensen die vanaf 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geraakt. Voor diegenen die al arbeidsongeschikt waren voor 1 januari 2004 en een WAO–uitkering ontvingen, blijft de WAO ook na de invoering van de WIA gelden. Wie al een Wajong–uitkering ontvangt of wie binnen de criteria voor deze uitkering valt en na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt wordt, kan gewoon een beroep op deze wet blijven doen: de WIA vervangt alleen de WAO.

Hoe ziet de WIA eruit?

Het uiteindelijke doel van de WIA is het aantal arbeidsongeschikten te verkleinen. De kern van de wet is dat mensen die arbeidsongeschikt zijn maar wel werken een hoger inkomen ontvangen dan mensen die arbeidsongeschikt zijn en niet werken. Omdat niet iedereen even goed in staat is om te werken, worden binnen de WIA, op basis van het percentage arbeidsongeschiktheid, 3 categorieën onderscheiden. Deze categorieën zijn gekoppeld aan verschillende arbeidsongeschiktheidsregelingen.

Minder dan 35% arbeidsongeschikt

Op de huidige WAO kan, na de periode waarin de ziektewet geldt, al een beroep worden gedaan vanaf een arbeidsongeschiktheidspercentage van 15%. Met de invoering van de WIA wordt deze grens verschoven naar 35%. Iemand die minder dan 35% arbeidsongeschikt is, moet samen met zijn werkgever zoeken naar een oplossing voor zijn verlies aan arbeidsvermogen. Er kan gekeken worden of er aanpassingen zijn die het mogelijk maken dat iemand zijn huidige werk blijft doen of er kan gezocht worden naar een vervangende functie binnen het bedrijf. Zijn deze mogelijkheden er niet, dan moet de werkgever meewerken aan het zoeken naar een andere, passende werkkring.

35–80% arbeidsongeschikt

Wanneer iemand 35–80% arbeidsongeschikt is, of wanneer iemand meer dan 80% arbeidsongeschikt is maar uitzicht heeft op herstel, komt hij in aanmerking voor de WGA. Binnen deze regeling wordt onderscheid gemaakt tussen 3 soorten uitkeringen: de loongerelateerde uitkering, de loonaanvulling en de vervolguitkering. De loongerelateerde uitkering wordt uitgekeerd voor de duur van maximaal 5 jaar. De exacte periode waarover iemand hier recht op heeft, is afhankelijk van zijn arbeidsverleden. Om voor een loongerelateerde uitkering in aanmerking te komen moet iemand in ieder geval 26 van de 39 weken voorafgaand aan zijn ziekte hebben gewerkt.

Wanneer iemand deels arbeidsongeschikt is en desondanks werkt, bedraagt deze uitkering 70% van het verschil tussen het oude en het nieuwe loon. Deze uitkering komt bovenop het loon dat iemand uit zijn huidige werk ontvangt. Is iemand arbeidsongeschikt en werkt hij niet, dan ontvangt hij 70% van zijn laatstverdiende loon.

Wanneer iemand minder dan 26 van de 39 weken voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid heeft gewerkt, of wanneer de periode waarop iemand recht heeft op de loongerelateerde uitkering afloopt, stroomt hij door naar de loonaanvulling of de vervolguitkering. Van belang hierbij is wat iemand in theorie nog zou kunnen verdienen.

Verdient iemand meer dan 50% van dit bedrag, dan krijgt hij een loonaanvulling. Dit is 70% van het verschil tussen het oude loon en het bedrag dat in theorie nog verdiend zou kunnen worden. De loonaanvulling wordt uitgekeerd tot het 65e levensjaar.

Verdient iemand minder dan 50% van wat hij in theorie nog zou kunnen verdienen, dan komt hij in aanmerking voor een vervolguitkering. De hoogte hiervan is een percentage van het minimumloon. Het percentage waar iemand recht op heeft, wordt bepaald aan de hand van de mate waarin hij arbeidsongeschikt is. Ook op een vervolguitkering heeft u recht tot het 65e levensjaar.

Meer dan 80% arbeidsongeschikt

Iemand die volledig (80–100%) en duurzaam (geen uitzicht op herstel binnen 5 jaar) arbeidsongeschikt is, komt in aanmerking voor de IVA. Deze uitkering is vergelijkbaar met de huidige WAO–uitkering en bedraagt 70% van het laatstverdiende loon.

De IVA loopt in principe tot het 65e levensjaar. Wanneer er een kans is op herstel binnen 5 jaar, vindt er echter wel elk jaar een herkeuring plaats. Wordt iemand hierbij voor minder dan 80% arbeidsongeschikt verklaard of niet langer als duurzaam arbeidsongeschikt beoordeeld, dan stroomt hij door naar de WGA.

Samengevat: wanneer verandert er iets voor u?

Er verandert alleen iets voor u als u na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt bent geworden. Als u duurzaam 80–100% arbeidsongeschikt wordt bevonden, houdt u een uitkering die 70% van het laatstverdiende loon bedraagt. Als u 35–80% arbeidsongeschikt bent, beïnvloedt de overgang naar de WIA wel de hoogte van uw inkomen. Uw inkomen wordt dan afhankelijk van of u wel of geen loon uit werk ontvangt. Als u minder dan 35% arbeidsongeschikt bent, heeft u geen recht op een uitkering via de WIA. Dan moet uw werkgever samen met u zoeken naar een passende oplossing.

Achmea slaat plank mis met Nederpoortreclame

Achmea heeft zich met haar laatste spotje in de reeks van ‘Nederpoort–reclames’ de woede op de hals gehaald van advocaten en letselschadeslachtoffers. In het spotje is te zien hoe ene Gijs van der Laan, een slagersknecht die zichzelf ongelukkig heeft verwond en daardoor nu al ruim een jaar niet kan werken, klaagt over de lange duur van zijn letselschadezaak. De advocaat die hij in de arm heeft genomen hangt alleen maar rond op de golfbaan (‘mijn cliënt is niet de enige die aan zijn handicap moet werken’), schrijft uren en heeft zich al bij voorbaat neergelegd bij het feit dat de afwikkeling van ‘Gijs’ zaak jaren zal duren. Gelukkig voor Gijs heeft de spot een ‘happy end’, dankzij Achmea. Deze zorgverzekeraar heeft namelijk een nieuwe interne gedragscode voor de afwikkeling van personenschades ontwikkeld: ‘De 7 stappen van Achmea’. Deze code moet ervoor zorgen dat 95% van alle letselschadezaken binnen 2 jaar is afgewikkeld.

Hoewel Nederpoort door Achmea wordt gezien als schaalmodel van Nederland, blijkt het in de reclame geschetste beeld toch wat af te wijken van de realiteit. Zowel de vereniging van Advocaten voor Slachtoffers van Personenschade (ASP) als letselschadeslachtoffers hebben daarom hun afkeer van de reclame laten blijken. De vereniging heeft naar aanleiding van de reclame een klacht ingediend bij de Reclame Code Commissie. De ASP vindt de karikaturen die in het spotje geschetst worden van zowel de advocaat als het letselschadeslachtoffer onnodig kwetsend. Ook vindt ze de reclame misleidend, omdat Achmea de belofte van ‘95% in 2 jaar afgewikkeld’ niet waar zou kunnen maken. Tot slot wijst de vereniging erop dat het juist vaak de verzekeraars zijn die het uitkeren van de schade zo lang mogelijk proberen te rekken.

Ook uit de uitslag van een door Achmea zelf gehouden poll blijkt dat een grote meerderheid van de bezoekers van de site vindt dat vooral verzekeraars verantwoordelijk moeten worden gehouden voor de lange duur van letselschadezaken (68%). Verder wijt 23% de soms problematische schadeafwikkeling aan de belangenbehartigers en 6% aan ‘anderen’.

Daarnaast laten ook de reacties van bezoekers van de Achmea–website zien dat de reclame veel letselschadeslachtoffers in het verkeerde keelgat is geschoten. Met name mensen die zelf soms al jaren opboksen tegen Achmea om hun schade vergoed te krijgen, luchten er hun hart om duidelijk te maken dat zij de manier waarop ze door de verzekeraar worden behandeld, in ieder geval niet herkennen in ‘De 7 stappen van Achmea’. Een greep uit de reacties laat zien dat het soms maanden duurt voordat Achmea reageert op correspondentie van cliënten of belangenbehartigers, dat het afwikkelen van zaken jaren in beslag kan nemen etc. Met andere woorden: voor veel letselschadeslachtoffers zou het een opluchting zijn als Achmea écht te werk zou gaan op de manier die wordt geschetst in haar reclame. Helaas voor hen blijkt Nederpoort in dit opzicht géén schaalmodel van Nederland.

Voor meer informatie: www.nederpoort.nl
.


 

3. Lieve Mona

Lieve Mona,

Anderhalf jaar geleden is mijn vrouw door een auto aangereden. Ze heeft hiervan nog dagelijks klachten en is nog steeds aan het revalideren. Ze kan ook eigenlijk niet zonder me: ze heeft 24 uur per dag verzorging nodig. De laatste tijd merk ik, hoe erg ik het ook voor haar vind, dat ik het erg moeilijk vind om om te gaan met de hele situatie. Vrienden en familie lijken alleen maar voor haar langs te komen, vragen nauwelijks hoe het met mij is en ik heb bijna geen moment voor mezelf.

Groetjes, Anoniem.

Beste Anoniem,

De emoties die jij ervaart zijn heel begrijpelijk. Enerzijds wil je alles voor je vrouw doen en ben je blij dat vrienden en familie haar niet hebben laten vallen en nog regelmatig informeren hoe het is. Anderzijds vind je dat er ook wel eens aan jou mag worden gedacht: voor jou is immers ook veel veranderd. Mijn advies is ook vooral tijd voor je zelf te nemen. Hoe moeilijk het ook zal zijn om je vrouw alleen te laten, uiteindelijk hebben jullie er allebei baat bij. Ook jij hebt een heleboel om te verwerken en ‘er even uit’ zijn, kan je een hoop energie opleveren. Dus: vraag een vriendin of familielid om je vrouw gezelschap te houden of regel professionele hulp en doe iets voor jezelf!

Lieve Mona,

Twee jaar terug heb ik een auto–ongeluk gehad. Ik heb daarvan nog steeds last: ik heb een whiplash opgelopen en regelmatig beleef ik het ongeluk in mijn dromen opnieuw. Hierdoor slaap ik slecht en daardoor functioneer ik overdag ook minder goed. Nu wil de verzekering van degene die de aanrijding veroorzaakte alle klachten afdoen als ‘psychisch’, ook mijn nekklachten. Maar deze klachten zijn écht lichamelijk, terwijl zij me willen laten behandelen door een psycholoog: wat kan ik hier aan doen?

I.P. te O.

Beste I.P.,

Nog steeds lijkt er een soort taboe te rusten op psychische/emotionele problemen, maar het is natuurlijk helemaal geen schande om voor dit soort klachten hulp te zoeken. Er is een grote kans dat je je werkelijk beter gaat voelen door over je ongeval te praten met een deskundige. Je geeft zelf al aan dat je slecht slaapt door nachtmerries en dat daardoor je leven behoorlijk beïnvloedt wordt. Het zou toch juist heel fijn zijn als dit verholpen wordt en je in ieder geval deze last kwijt bent? Dit geeft je ook meer energie om om te gaan met je nekklachten.


 

4. Waar heeft u recht op?

Wanneer heeft u recht op smartengeld?

Wat is smartengeld?

Wanneer u schade lijdt door toedoen van een ander, bijvoorbeeld door een ongeluk dat niet uw eigen fout was of door een onjuiste behandeling door een arts, kunt u dit verhalen op degene die de situatie veroorzaakte.

Uw schade kan in de eerste plaats bestaan uit bijvoorbeeld het verlies van (een deel van) uw inkomen, kosten die u maakt voor medische behandelingen en kosten voor het inschakelen van thuiszorg. Deze vormen van schade worden vermogensschade genoemd.

Naast vermogensschade kunt u ook schade hebben in de vorm van verminderde levensvreugde, door onder andere dagelijkse pijn, gevoelens van onlust en verdriet en beperkingen in uw doen en laten. De schadeloosstelling die u voor deze vormen van immateriële schade kunt vragen, wordt smartengeld genoemd.

Wie heeft er recht op?

U kunt aanspraak maken op smartengeld wanneer u zelf slachtoffer van een gebeurtenis bent waarvoor iemand anders aansprakelijk is en waardoor u immateriële schade lijdt. Niet alleen schade als gevolg van lichamelijk letsel komt voor vergoeding in aanmerking, maar ook schade veroorzaakt door psychisch letsel.

In sommige gevallen is het ook mogelijk om als nabestaande van een slachtoffer smartengeld te vragen. Dit kan alleen als het slachtoffer uw (getrouwde) partner was, wanneer hij of zij een direct familielid van u was én wanneer het slachtoffer zelf, zou hij of zij nog in leven zijn, recht zou hebben op smartengeld.

Het is op dit moment nog niet mogelijk om als nabestaande een schadevergoeding te vragen voor de immateriële schade die u zelf lijdt door het verlies van een dierbare. Minister van Justitie Donner heeft in 2003 wel een wetsvoorstel ingediend om de vergoeding van deze schade, ook wel affectieschade genoemd, in de toekomst mogelijk te maken. Dit voorstel is in het voorjaar van 2005 aangenomen door de Tweede Kamer. In de Eerste Kamer moet het nog in stemming worden gebracht.

Hoe maakt u er aanspraak op?

Een smartengeldclaim dient u in bij degene die verantwoordelijk is voor de gebeurtenis waardoor de schade is ontstaan. Deze partij moet u daarvoor eerst aansprakelijk stellen. Is de aansprakelijkheid erkend of toegewezen, dan kan de totale schade, dus zowel de vermogensschade als de immateriële schade, in kaart worden gebracht. De complete schadestaat die zo ontstaat, dient u in bij de tegenpartij. In het meest gunstige geval gaan ze akkoord met het voorstel dat is gedaan, maar waarschijnlijker is dat er onderhandelingen over het uit te keren bedrag zullen volgen.

Omdat het opstellen van de schadestaat en het onderhandelen met de verzekeraar zeer specialistisch werk is, is het aan te raden om bij het nemen van deze stappen professionele hulp in de arm te nemen.

Hoe wordt de hoogte van de vergoeding berekend?

Het hebben van pijn, gevoelens van lusteloosheid of verdriet kan niet in geld worden uitgedrukt. Het bedrag dat aan smartengeld wordt uitgekeerd moet dan ook meer als genoegdoening dan als werkelijke compensatie worden gezien: het kan de schade niet herstellen, maar het leed wel wat verzachten.

Over de hoogte van het uit te keren bedrag wordt in de wet geen vaste richtlijn gegeven. Er is slechts in opgenomen dat de vergoeding redelijk en billijk moet zijn. In de praktijk wordt de hoogte van de vergoeding bepaald aan de hand van onder andere de aard en de ernst van het letsel, de invloed op werk/studie/hobby en de leeftijd van het slachtoffer. Het boek Smartengeld van de ANWB geeft een goed overzicht van welke bedragen in bepaalde gevallen zijn uitgekeerd.


 

5. Gevaarlijke beroepen

Werken in de bouw

Jaarlijks melden ongeveer 25 op de 1000 mensen uit de bouwsector zich bij de spoedeisende eerste hulp1. Dit getal ligt ruim 2 keer hoger dan het landelijk gemiddelde van het aantal mensen dat zich onder doktersbehandeling moet stellen door een arbeidsongeval. Ook uit onderzoeken van de Arbeidsinspectie en TNO blijkt telkens opnieuw dat het aantal ongevallen in de bouw relatief hoog blijft, ondanks de dalende trend in het totale aantal arbeidsongevallen.

Onzorgvuldigheid

Veel van de ongevallen die plaatsvinden in de bouwsector hadden helemaal niet hoeven gebeuren: vaak ligt de oorzaak in onzorgvuldigheid en het niet naleven van voorschriften voor veilig werken. Ter illustratie: bij een massale controle door de Arbeidsinspectie in het kader van de Europese Week Veilig Bouwen (oktober 2004) werd op 290 van de 600 gecontroleerde bouwplaatsen het werk tijdelijk stilgelegd omdat niet aan alle veiligheidseisen werd voldaan.

Oorzaken

Letsel dat ontstaat door ongevallen in de bouw worden voor het merendeel veroorzaakt door een val of struikelpartij. Vaak is een val het gevolg van het werken met ondeugdelijk materiaal (bijv. een zwakke ladder), het ontbreken van beveiliging bij het werken op hoogte (bijv. geen steiger plaatsen maar op een ladder werken, geen leuning installeren, geen hekwerk aanbrengen) of zich niet aan de veiligheidsvoorschriften houden (geen veiligheidsgordels of vanglijnen dragen). Struikelpartijen kunnen zich voordoen doordat de bouwplaats waarop gewerkt wordt niet geëgaliseerd is, of door rondslingerend gereedschap en materiaal.

Daarnaast zijn veel ongevallen in de bouw een gevolg van het geraakt worden door een bewegend object (bijv. gereedschap, machines of bouwmateriaal). Dit kan veroorzaakt worden door onjuist gebruik of door onoplettendheid. Omdat de materialen en machines die in de bouw gebruikt worden over het algemeen zwaar en groot zijn, is het letsel dat ontstaat vaak ook groot.

Tot slot wordt een deel van de ongevallen veroorzaakt door snijden aan bijvoorbeeld een mes, glas of ander materiaal met een scherpe rand. Ook een belangrijke oorzaak van letsel in de bouw is bekneld raken tussen objecten of machines, bijvoorbeeld doordat deze niet juist zijn afgesteld.

Preventie

Ter voorkoming van ongevallen is het belangrijk altijd oplettend en waakzaam te zijn. Houdt verder zoveel mogelijk rekening met de volgende punten3: − Zorg altijd voor een nette, opgeruimde werkomgeving, dit voorkomt struikelgevaar − Draag altijd beschermingsmiddelen − Zorg dat materialen en gereedschappen in orde zijn − Controleer altijd de stabiliteit en stevigheid van een steiger, voordat je erop gaat − Leef veiligheidsvoorschriften altijd na − Gebruik gereedschappen en machines volgens de gebruiksaanwijzing − Communiceer met elkaar en houdt elkaar in de gaten − Meldt een onveilige situatie onmiddellijk aan de leidinggevende en start de werkzaamheden pas als er veilig gewerkt kan worden.

1. bron: www.veilighied.nl
2. bron: Arbeidsinspectie (persbericht 27/06/‘05) 3. bron: www.arbouw.nl


 

6. Handige hulpmiddelen

Handige hulpmiddelen voor slimme oplossingen

Heeft u dat soms ook? U wilt liever geen hulp vragen tijdens het douchen, zelf in en uit bed komen, met uw pijnlijke handen toch zelf uw schoenen aantrekken, beter kunnen lezen, handwerken of blijven tuinieren. Voor veel dagelijkse hindernissen die mensen met een functiebeperking ervaren, zijn slimme oplossingen. Maar je moet wel weten dat ze er zijn en waar je ze kunt kopen.

In het Letseljournaal besteedt KITTZ vanaf nu telkens aandacht aan enkele handige oplossingen voor een zelfredzaamheidsprobleem.

Website en Gids ‘Zelfredzaam wonen voor ouderen’

Een overzicht van de producten die in het Letseljournaal besproken worden, kunt u vinden op de nieuwe website www.handigeproducten.nl
ontwikkeld door KITTZ, of u kunt voor €5,– inclusief verzendkosten een gids met handige producten aanschaffen. De gids is gemaakt voor ouderen, maar de producten die erin staan zijn voor iedereen handig. In dit nummer vindt u alvast een voorbeeld. De volgende keer volgt er meer.

Heeft u een handig product dat nog niet is opgenomen in de website? Of hebt u een probleem met een bepaalde handeling of activiteit, waar u geen oplossing voor kunt vinden? Meldt het aan KITTZ: info@kittz.nl of telefoon 050–36 86 257.

Samenwerken aan zelfredzaamheid en autonomie

KITTZ wil bereiken dat mensen zo lang mogelijk zelfredzaam en autonoom kunnen zijn. Met het oog daarop voert KITTZ, als onafhankelijk kennis– en innovatie–instituut, projecten uit die leiden tot nieuwe en betere mogelijkheden op het terrein van zelfredzaam en comfortabel wonen, zorg en diensten afgestemd op de behoeften en wensen van mensen. Gebruiksvriendelijkheid, kwaliteit, doelmatigheid en goede vormgeving staan daarbij voorop.

‘Samenwerken’ verwijst naar de partners waarmee KITTZ projecten uitvoert en opdrachtgevers die hun aanbod beter willen afstemmen op de behoeften van consumenten. En naar de consumenten zelf. KITTZ ontwikkelt bijvoorbeeld informatie in de vorm van gidsen of websites, waarmee consumenten hun vraag of behoefte kunnen vaststellen en vervolgens mogelijke oplossingen kunnen vinden. Goed geïnformeerde consumenten hebben een betere onderhandelingspositie in het proces van vraagsturing van wonen, zorg en diensten. Het is simpelweg zo dat mensen die niet weten wat de mogelijke oplossingen voor hun probleem zijn, daar ook niet naar kunnen vragen.

De informatieproducten die KITTZ ontwikkelt, worden altijd samen met de eindgebruikers gemaakt, zodat ze goed zijn afgestemd op de gebruikswijze ervan.


 

7. Ontmoetingsdag

Ontmoetingsdag Whiplash– Lotgenoten en VvLS

Het was een zaterdag en na een bewolkt begin van de dag, brak tegen elf uur ‘s ochtends de zon door. Mooier weer konden we ons niet wensen, het was niet te warm en niet te koud. Rond de klok van één uur werden we verwacht bij Conferentiecentrum ‘De Hoorneboeg’ gelegen in de prachtige bossen rond Hilversum.

Na een enthousiast welkom van de al aanwezigen, werden we verrast met een heerlijk kopje koffie of thee. Huub Verheijen opende als voorzitter van de Whiplash–Lotgenoten de ontmoetingsdag. Ook Ard Westerink ontving ons namens de VvLS met een hartelijk welkom.

In de middag konden we heerlijk buiten zitten met als enig omgevingsgeluid de natuur. Dat is voor ons als whiplashpatiënten toch wel een verademing. Het programma in de middag bestond uit het eventueel deelnemen aan een van de drie georganiseerde workshops: Neurofeedback, Nordic Walking en VvLS. Daar werd goed gehoor aangegeven. Voor hen die er behoefte aan hadden was er ook gelegenheid om zich even terug te trekken en te gaan liggen in een aparte ruimte.

Net als vorig jaar werd de catering vrijwillig verzorgd door personeelsleden van Mariaoord. De dag zelf werd verzorgd door lotgenoten. Dit hadden ze weer geweldig gedaan.

Het was heerlijk om iedereen weer eens in ‘real life’ te zien en omdat we elkaar regelmatig ‘spreken’ via de lotgenotenlijsten van Whiplash– Lotgenoten, konden we verder gaan waar we de dagen ervoor gebleven waren. Het is fijn om contact te hebben met elkaar en de vele tips, foto’s, verhalen e.d. werden dan ook gretig uitgewisseld.

Het belangrijkste was ook nu weer dat ‘nieuwe’ mensen zich hadden aangemeld en konden ervaren hoe fijn de samenwerking tussen Whiplash–Lotgenoten en VvLS is en hoe prettig het is je ervaringen, zorgen en vragen te delen met lotgenoten. De dag was wederom te kort om met iedereen te spreken.

Tegen de avond konden we genieten van een fantastisch Indisch buffet en ook aan tafel was het heel gezellig en werd er veel gelachen. Na het eten genoten we buiten nog van een kopje koffie of thee en met moeite namen we afscheid van hen die het hele weekeind zouden blijven.

Het was een enerverende dag, die ons weer veel moed heeft gegeven. We danken allen die hier aan meegewerkt hebben en zeggen graag ‘tot de volgende keer’.

G.H. September 2005.

Bewaarnummer 18 − Mei 2006