Motorrijden wil bij afwikkeling letselschade beter geïnformerd worden door zijn eigen deskundige

Van de motorrijders die de afgelopen vijf jaar bij een door een ander veroorzaakte aanrijding letselschade opliepen, heeft iets meer dan tweederde (67,4%) zelf of via een ingeschakelde specialist (advocaat, letselschaderegelaar of andere rechtshulpverlener) actie ondernomen om de schade op de tegenpartij te verhalen. De resterende 32,6% liet het erbij zitten, voornamelijk omdat de aard van het letsel en daarmee de financiële gevolgen gering waren of dat men niet bekend was met de mogelijkheid de schade te kunnen verhalen, zo blijkt uit een onderzoek dat Korevaar van Dijk Letselschade uit Capelle aan den IJssel onder 897 motorrijders heeft uitgevoerd tijden de ‘Motorbeurs 2003’.

Met zijn onderzoek wilde het gespecialiseerde letselschadebureau in de eerste plaats inventariseren hoe vaak motorrijders in het verkeer letselschade oplopen door de schuld van een ander en hoe tevreden zij zijn over de afwikkeling van de schade. Dat laatst was niet het geval bij ca 17,5% van de respondenten die de afgelopen vijf jaar een andere weggebruiker aansprakelijk hebben gesteld voor de door hem of haar veroorzaakte letselschade. Daarbij kwam als grootste grief naar voren dat zij gedurende de afwikkeling van de schade onvoldoende tot slecht geïnformeerd werden over de voortgang door hun eigen rechtshulpverlener. Ook de houding van de verzekeraar van de aansprakelijke partij stemde meer dan eens tot ontevredenheid, met name met betrekking tot de hoogte van de schadevergoeding, de duur van de afwikkeling en het niet (volledig) erkennen van de aansprakelijkheid.

Het initiatief van de VvLS “traject begeleiding” kon voor veel van deze slachtoffers een uitkomt zijn.

Uit dit onderzoek blijkt nogmaals dat veel slachtoffers die bij de financiële afwikkeling van hun schade gebruik maken van de diensten van een advocaat of andere belangenbehartiger, grote behoefte hebben aan iemand met ervaring en een netwerk, die hem kan begeleiden bij het hele traject van schade–afwikkeling. Het zou natuurlijk ideaal zijn als de eigen advocaat alle vragen zou kunnen beantwoorden en alle informatie zou kunnen geven. Advocaten zijn echter te duur om erg veel tijd aan de emotionele en afwegingskanten van een zaak te besteden. Bovendien wil een slachtoffer vaak juist eens met een ander die er verstand van heeft bespreken wat de eigen advocaat voorstelt of doet. Om in deze behoefte van slachtoffers te voorzien heeft de VvLS sinds kort zogenaamde ‘traject begeleiding’ voor letselschade–slachtoffers ontwikkeld. Dit houdt in dat u de VvLS kunt vragen om de afwikkeling van uw schade te volgen en te begeleiden, samen met u. Met uw schaderegelaar of advocaat wordt dan afgesproken dat deze afschriften van alle correspondentie die hij u toezendt ook aan uw traject begeleider aan de VvLS toezendt. Samen kunnen wij deze stukken dan doornemen voor u eventueel uitleggen wat er bedoeld wordt. Nu is het zo dat de brieven die uw behandelaar of tegenpartij u sturen vaak vele vragen oproepen. De VvLS kan u bijstaan en voor u als tweede paar ogen en oren in uw zaak fungeren. U krijgt hierdoor als slachtoffer meer begrip voor en greep op uw eigen zaak. Zaken komen daardoor vaak sneller te einde en u kunt zich daardoor beter en sneller richten op herstel of revalidatie van uw ongeval. De kosten van VvLS ‘trajectbegeleiding’ gelden als kosten van het verhalen van de schade. Deze dienen door de wederpartij te worden betaald.

In gesprek met..

Bureau Slachtoffer Fryslân Samen sterk voor het slachtoffer

Op de derde verdieping van het gerechtsgebouw is het bureau slachtofferzaken gehuisvest. Dit bureau is een samenwerkingsverband van de politie Fryslân, de reclassering, het bureau voor rechtshulp, de stichting slachtofferhulp en niet te vergeten het openbaar ministerie. Het bureau is en uitvloeisel van de Wet Terwee, die in 1995 van kracht is geworden. Na wat aanloop perikelen in de eerste jaren hebben de genoemde organisaties in 1998 hun krachten gebundeld, vastgelegd in een convenant.

Wet Terwee

Voorheen stond het strafproces de verdachte/dader centraal. Voor het slachtoffer was een bijrol weggelegd. Zo kon een slachtoffer alleen maar via een civiele procedure om materiële schadevergoeding vragen. Of hij kon zich als benadeelde in het strafproces voegen voor een bedrag van f 1500,–. De Wet Terwee bracht daar verandering in. De grens van f 1500,– werd losgelaten en de wet maakte het ook mogelijk dat een verdachte een schadevergoedingsmaatregel krijgt opgelegd. Zo’n maatregel kan de vergoeding van zowel materiële als immateriële schade betreffen. Het slachtoffer heeft dus zijn eigen plaats in het strafproces gekregen. Daarnaast streeft de Wet Terwee ernaar dat slachtoffers gericht geholpen worden. Zij mogen beslist niet van het kastje naar de muur gestuurd worden; ze hebben recht op een correcte bejegening en een goede informatievoorziening. Een en ander was voor de “hulporganisaties” is Fryslân aanleiding om één loket in het leven te roepen. Eén plek waar het slachtoffer met al zijn vragen terecht kan. Het bureau slachtofferzaken is er in de eerste plaats voor zakelijke hulpverlening. Als de hulpvraag vooral emotioneel is gericht, verwijst het bureau de betrokkenen door.

Informatievoorziening

Het bureau slachtofferzaken verstaat onder slachtoffers mensen die het slachtoffer zijn geworden van bijvoorbeeld een zedendelict of mishandeling, of de nabestaanden van een slachtoffer van een zwaar misdrijf als moord of doodslag of een aanrijding met dodelijke afloop. Het bureau wil de slachtoffers vooral informeren. Veel mensen komen immers voor het eerst met justitie in aanraking en hebben geen idee wat hen te wachten staat. De medewerkers van het bureau lichten hen in en begeleiden hen eventueel naar de zitting. Over het algemeen krijgen slachtoffer slechts één gesprek met de officier van justitie aangeboden. De officier van justitie is immers geen advocaat van het slachtoffer en moet zo objectief mogelijk aan de strafzitting kunnen beginnen. Dat is haart niet mogelijk als er al legio gesprekken zijn gevoerd. Gelukkig zijn er binnen het bureau slachtofferzaken genoeg deskundigen die het van de officier kunnen overnemen. Echte grote zaken worden trouwens parketbreed aangepakt. Dan gaan de hoofdofficier, de gebiedsofficier, de persofficier, de parketvoorlichter en de meewerkers van het bureau slachtofferzaken met elkaar om de tafel. Afstemming is in dergelijke zaken heel belangrijk. Het mag bij voorbeeld niet zo zijn dat een slachtoffer informatie in zijn of haar zaak uit de krant moet halen. Het bureau slachtofferzaken heeft ook een taak op het gebied van schadebemiddeling, vóór de zitting dan wel te verstaan. In dat geval moet er wel een dader bekend zijn. Als dader en slachtoffer het voor de zitting eens worden over een schadevergoeding, scheelt dat het openbaar ministerie in een later stadium een hoop werk.

Actieve benadering

Het bijzondere van het bureau slachtofferzaken is dat het bureau actief te werk gaat. Zodra een proces–verbaal op het arrondissementsparket binnenkomt en geregistreerd wordt, kijkt het bureau of er in de desbetreffende zaak een slachtoffer is. Als dat inderdaad het geval is stuurt het bureau een brief naar zowel het slachtoffer als de verdachte. Beide partijen krijgen ook een informatiefolder over het bureau slachtofferzaken meegestuurd. Het slachtoffer kan vervolgens aangeven of hij of zij prijs stelt op contact met het bureau. Bij de één bestaat het contact uit het doorgeven van een zittingsdatum; bij de ander uit het advies bij het invullen van een voegingsformulier ten behoeve van de strafzitting. De medewerkers van het bureau doen dit gratis, terwijl een advocaat daar geld voor vraagt. Soms heeft een slachtoffer specifieke wensen. Dan wil hij bijvoorbeeld graag weten wanneer een dader vrijkomt uit de gevangenis. Als het mogelijk is, probeer het bureau dergelijke wensen te honoreren. Sporadisch worden dader en slachtoffer met elkaar in contact gebracht. Het werk van het bureau kan heel dankbaar zijn. Af en toe komt er een bedankbrief binnen, waarin mensen hun erkentelijkheid voor het bureau uitspreken voor de correcte behandeling. In de meeste gevallen stop het contact na het vonnis van de rechtbank. In uitzonderlijke gevallen gaat het bureau een stapje verder.

Grensverleggend

Hoewel ergens de grens moet liggen, is het toch een uitdaging om die grens in de loop der tijd te verleggen. Het bureau slachtofferzaken neemt in specifieke zaken een “victim impact statement”. Het arrondissement Leeuwaarden gaat weliswaar niet zover dat het slachtoffer spreekrecht op de zitting krijgt, maar een slachtoffer kan wel zijn verhaal bij de politie doen. Zijn of haar verhaal krijgt een plaatje in het proces–verbaal en maakt zo onderdeel uit van het strafdossier. Zo kunnen officier en rechter ervan kennis nemen. Het bureau slachtofferzaken maakt gebruik van een slachtofferenquête, die aan het einde van het contact wordt uitgereikt. De gegeven antwoorden zijn voor het bureau soms aanleiding om nog eens contact met het slachtoffer op te nemen. Met name in gevallen waarin de officier van justitie een zaak heeft geseponeerd, is het belangrijk om aan het slachtoffer uit te leggen waarom de officier daartoe heeft besloten. Met een juiste toelichting kan het bureau slachtofferzaken soms voorkomen dat een overbodig bezwaar hiertegen bij het gerechtshof wordt ingediend. Infomeren is hier het “toverwoord”.

3VO

Parkeerplaatsen gehandicapten vaak onterecht gebruikt. Ziekenhuis Walcheren op de bres voor mensen met een handicap.

Op 25 maart werd in Vlissingen, bij het Ziekenhuis Walcheren het eerste bord onthuld met daarop de tekst: ‘Neem je mijn plaats? Neem dan ook mijn handicap’. Vaak worden parkeerplaatsen voor invaliden onterecht gebruikt door andere personen. Het komt steeds vaker voor dat invaliden, welke afhankelijk zijn van deze parkeerplaatsen, onverrichter zake terug naar huis moeten keren, omdat de plaats is ingenomen door de personen die goed te been zijn.

In Vlissingen gaat het onderbord (dat op locaties komt te hangen onder verkeersbord E6 aangeduid in het Reglement Verkeersborden en Verkeersregels) mensen wijzen op hun weinig sociale gedrag als zij onterecht op een parkeerplaats staan voor invaliden. Dit alles onder het motto: ‘Neem jij mijn plaats?, neem dan ook mijn handicap!’

Bovengenoemd onderbord wordt reeds lange tijd in Frankrijk met succes toegepast en is niet duur en makkelijk toe te passen. Het is niet in strijd met het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens model 1990.

Het Ziekenhuis Walcheren staat net als de gemeente Vlissingen positief tegenover het plan. Het plaatst de onderborden met voornoemde tekst op alle in hun beheer zijn gehandicaptenparkeerplaatsen. De directie zal het eerste bord onthullen. Hiermee geeft de directie gehoor aan het initiatief van het de coördinatrice promotieteam 3VO Zeeuws Vlaanderen.

Schade en Schande

In de oorlogsjaren werd menigeen er op uit gestuurd door zijn of haar vader om de weggegooide peukjes van de Duitse soldaten te verzamelen, zodat pa er een nieuwe van kon rollen. Tijdens de bevrijding deelden de Amerikaanse soldaten grif hun sigaretten uit en in de jaren na de oorlog werd de marketingcampagne van tabaksproducenten over de bevolking uitgestort. Er was zelfs een tijd dat astmapatiënten de sigaret kregen voorgeschreven als medicijn. De afgelopen decennia werd er door de tabaksindustrie in alle mogelijke media zeer actief geadverteerd. Er ontstond een imago dat je wel moest roken om er bij te horen.

Doelbewust is er door de tabakindustrie sociale druk gecreëerd die mensen er toe bracht een sigaret op te steken. De miljoenen kostende reclamecampagnes van de tabakindustrie werden met gemak terugverdiend. Immers, eenmaal begonnen met roken zorgt de chemische cocktail die aan sigaretten wordt toegevoegd, dat je blijft roken. Een medicus schreef eens: “het is een bekend feit dat in ziekenhuizen de patiënten–conversatiekamer van de longafdeling meestal stijf staat van de rook. Daar zitten zeer zware rokers, sommigen zonder benen (die zijn vanwege het roken geamputeerd!). De meesten zitten in een rolstoel, voorzien van een of meer zuurstofcilinders vanwege longemphyseem. Zij zijn vaak op sterven na dood, maar roken stug door. Dat kun je de tabakindustrie niet verwijten — het is gewoon gebrek aan karakter.”

Alle volwassen rokers zijn verslaafd aan tabak, of ze dat nu willen toegeven of niet. De wetenschappelijk ontwikkelde formule, die mix van chemicaliën, zorgt ervoor dat de nicotine vrijelijk in ons brein kan stromen. Elke roker weet wat nicotine met hem doet. Na verloop van tijd wordt nicotine een onmisbare stof. Bij korte afwezigheid treden zelfs al ontwenningsverschijnselen op. Het enige dat dan helpt is een sigaret. Stoppen met roken kan alleen als je constant op je hoede bent. Want zelfs jaren nadat je gestopt bent met roken, blijft de sigaret zijn aantrekkingskracht behouden. Ofschoon wetenschappers verklaren dat nicotine slechts een zwak verslavend middel is, lukt het relatief weinig rokers te stoppen met hun ongezonde gedag. In de afgelopen jaren is het aantal hulpmiddelen bij het stoppen met roken aanzienlijk toegenomen: van het boek van Allen Car tot nicotinepleisters en van laserbehandelingen tot zelfhulpgroepen.

Helaas zijn de gevolgen van het roken zijn pas op langere termijn te overzien. Hoe men het ook wendt of keert, de schade die door het roken aan het lichaam is toegebracht, is onomkeerbaar.

Wat doet de

Whiplash Internet Werken

Whiplash Internetwerken is een vrijwilliger patiëntenorganisatie welke enkele jaren geleden middels internet is ontstaan door lotgenotencontact van whiplash–slachtoffers. Via de nog steeds groeien internetplek www.start.at/whiplash zijn er nu o.a. e–maillijsten, chatboxen, forums, clubhuizen en informatie pagina’s met onder andere links naar professionele organisaties met betrekking tot whiplash. Verder doen we veel aan voorlichting en belangenbehartiging en organiseren we ontmoetingen. Het internet geeft de whiplash–lotgenoten de mogelijkheid rechtstreeks met vragen en ervaringen voor de dag te komen. Er is ruime gelegenheid tot discussie over medische en juridische zaken, tips, ervaringen, medeleven en het geeft de mogelijkheid uit een eventueel isolement te komen. Het geeft de ‘whiplashers’ erkenning door herkenning.

WHIPLASH —soms een lange lijdensweg

De term whiplash betekent letterlijk “zweepslag”. Het geeft het mechanisme van het ongeval aan. Vaak loop je whiplash op door een auto–ongeluk waarbij iemand achterop je auto botst, maar het kan ook op vele andere manieren gebeuren. Het door dit ongeluk ontstane letsel kan leiden tot allerlei klachten: nek–en hoofdpijn, concentratie–en geheugenstoornissen, vermoeidheid, bewegingsbeperking, etc. De officiële medische diagnose is postwhiplash–syndroom, maar vaak wordt met het woord whiplash hetzelfde aangeduid.

Gelukkig geldt voor de meeste (80–90%) van de ongeveer 30–50 duizend mensen die per jaar in Nederland een whiplash oplopen, dan de klachten na ? tot 2 jaar redelijk goed zijn verdwenen. Bij enkele duizenden anderen per jaar gaan de klachten niet over en blijven continu last houden van hoofdpijn, nek–schouderpijn, uitstraling in armen en handen, onderrugpijn, uitstraling in benen, grote vermoeidheid, concentratie–en geheugenstoornissen, afasie, prikkelbaarheid, duizelingen, oorsuizen, evenwichtsproblemen, slaapproblemen, depressies, verminderde tolerantie voor licht, geluid en drukte. Ook kaak–en tandproblemen, menstruatieproblemen etc. komen regelmatig voor. De klachten kunnen variëren van gering tot zeer ernstig, waarbij het persoonlijk functioneren totaal ontwricht kan worden. Een whiplash kan je leven totaal op zijn kop zetten.

Lotgenotencontact

Het whiplashgebeuren heeft altijd een grote invloed op het persoonlijke leven van de ‘whiplasher’ en op zijn directe omgeving. Whiplash Internetwerken komt lotgenoten, betrokkenen en belanghebbenden tegemoet middels diverse contact–en informatie mogelijkheden. Via internet zijn er verschillende e–maillijsten voor whiplash–ervaringen, persoonlijke berichten, partners van whiplashers, etc.. Verder zijn er enkele chatboxen voor informatie en ontspanning; een druk bezocht forum voor online open discussie over whiplash, letselschade e.d.: en enkele W.I. online clubhuizen voor onderling contact en informatie uitwisseling. Hoewel we veel via internet doen is de privacy van de deelnemers altijd sterk beschermd. W.I. let scherp op nakoming van de netiquette om misstanden te voorkomen. Het supportteam en welkomstteam van ervaringsdeskundigen staan klaar om lotgenoten te helpen, bij te staan en te adviseren in de breedste zin van het woord. Ook organiseert W.I. regelmatig landelijke ontmoetingsdagen waarbij met name lotgenoten en partners elkaar kunnen ontmoeten in een ontspannen sfeer, ook omdat het gewone uitgaansleven te weinig rekening houdt met de beperkingen van whiplashers.

Opkomen voor de slachtoffers

Ondanks dat het letsel door whiplash zeer ernstig kan zijn, bestaat zowel bij werkgevers, familie, vrienden, medici (artsen, neurologen) als ook bij de juristen veel onbegrip, mede omdat er aan de buitenkant niet veel zichtbaar hoeft te zijn. Sommigen zien whiplash zelfs als iets dat gesuggereerd wordt, dat ‘tussen de oren’ zit. Door dit onbegrip ontstaan er vaak extra problemen die te vaak door de tegenpartij, artsen en werkgevers wederom tegen het slachtoffer gebruikt worden. Dan komt de whiplasher er echt alleen voor te staan. Hulp is dan absoluut onontbeerlijk om dit goed te kunnen overleven. W.I. doet belangenbehartiging in verband met de vele problemen met medici, bij keuringen bij UWV en met de tegenpartij, met de verzekeringsmaatschappij van de tegenpartij, met reïntegratiebureau’s, etc.. W.I. houd een referentielijst bij met de ervaringen bij vele medici en juristen en andere professionele ‘helpers’. W.I. overlegt reeds met politieke partijen, belangenorganisaties en dienstverlenende organisaties over visie op en aanpak van de whiplash problematiek. In samenwerking met de VvLS bezig het traineren van de afhandeling door de tegenpartij onder de politieke aandacht te brengen. W.I. heeft reeds contact met enkele belangenbehartigers voor ondersteuning in schrijnende gevallen. We zoeken nog meer medici, psychologen, juristen en arbeidsdeskundigen voor ondersteuning.

Vrijwilligers

Zoals je merkt, is er veel werk te doen bij informatieverstrekking, begeleiding, opvang en belangenbehartiging met betrekken tot de whiplashslachtoffers. Onze ervaringsdeskundigen geven herkenbaarheid voor de contactzoekende lotgenoot. Niet–lotgenoten zijn nodig om de continuïteit beter te waarborgen, immers medewerkers die zelf een whiplash hebben zijn lastiger planmatig inzetbaar. We vragen mensen die zich willen en kunnen inzetten voor het belang van de whiplash lotgenoten zich aan te melden als vrijwilliger. Met de nodige extra hulp wordt o.a. de informatievoorziening geheel vrijblijvend naar de mogelijkheden om je voor whiplash internet werken in te zetten.

Wetgeving

Het ‘voorschot’; de mooie naam voor een te kleine en te late betaling

Veel slachtoffers zitten in de loop van hun schadeafwikkeling geweldig omhoog met problemen rond ‘het voorschot’. Vaak duurt het echter lang voordat het slachtoffer kan ontdekken dat er een aantal vaste patronen zitten in de ‘spelletjes’ die aansprakelijke partijen en hun vertegenwoordigers spelen met het al of niet toezeggen, vertragen en betalen van voorschotten. Hoe zit het nu juridisch en wat zijn de belangrijkste patronen?

De Nederlandse wet stelt dat de schade die een slachtoffer heeft geleden moet worden vergoed door de persoon die de betreffende schade heeft veroorzaakt. Nergens staat dat de schadeveroorzaker die schade niet direct zou moeten betalen of dat hij daarbij recht heeft op uitstel van betaling. Natuurlijk hoeft de schadeveroorzaker niet zelf te betalen: de aansprakelijkheidsverzekeraar van de veroorzaker mag namens de veroorzaker betalen. Nergens staat echter, dat de door de dader veroorzaakte schade langdurig en tot grote bedragen aan de dader of zijn verzekeraar moeten worden voorgeschoten door het slachtoffer. Dat zou niet eerlijk zijn. Per slot van rekening is het de veroorzaker die zich in strijd met het recht heeft gedragen. De nadelige gevolgen daarvan mogen niet op het slachtoffer worden afgewenteld. De verzekeraar dient de schade daarom direct te betalen als die geleden is. Dus zodra er door het slachtoffer ook maar een cent inkomen wordt misgelopen moet de verzekeraar die ook feitelijk uitbetalen.

Helaas, ook op dit punt is de praktijk omgekeerd aan wat eerlijk zou zijn en aan wat de wet bindend voorschrijft. Zo precies en op de penning als verzekeraars zijn met het innen van de premie, zo slordig, ongeïnteresseerd en zonder haast zijn zij vaak met het betalen van de schade.

Vaak bestaat bij het slachtoffer het ernstige vermoeden dat er door de verzekeraar van de schadeveroorzaker willens en wetens met tussentijdse betalingen van schadebedragen wordt ‘gespeeld’. Daarbij wordt dan niet in de eerste plaats de vraag gesteld “wat ben ik tot op heden verschuldigd”, maar vraagt de betalende partij zich af op welke wijze zij het ‘spelen’ met voorlopige betalingen in kan zetten bij het bereiken van een voor de verzekeraar gunstig eindresultaat. Zo probeert met vaak om zo min mogelijk tussentijds te betalen.

Veel belangenbehartigers hebben van schaderegelaar vaak te horen gekregen: “als wij nu weinig betalen kan het slachtoffer er vast aan wennen dat hij de rest van zijn leven weinig te besteden zal hebben,” of “als wij nu veel betalen blijft er weinig meer over voor de slotbetaling”.

Heel vaak staakt de verzekeraar ook acuut het tussentijds betalen van geleden schade aan het slachtoffer, zodra die in het schaderegelingsproces überhaupt enige weerstand aan de verzekeraar biedt en niet precies doet wat de verzekeraar van nadere informatie of het opgeven van een bepaald deel van de vordering.

In het begin van het schaderegelingsproces verstrekken verzekeraar vaak gedurende enige tijd wel een aantal kleine voorschotten. In die periode hebben zij het slachtoffer en zijn advocaat hard nodig om de grote informatie–achterstand die de verzekeraar op het slachtoffer heeft, in te lopen. Zodra de verzekeraar echter naar zijn gevoel voldoende informatie heeft ontvangen wordt de bevoorschotting gestaakt, ook al lijdt het slachtoffer grote schade.

In de latere fases van het schaderegelingsproces neemt de bevoorschotting vaak een steeds grotere plaats in de bespreking tussen slachtoffer en verzekeraar in. De verzekeraar is dan niet alleen vreselijk achter met het vergoeden van de schade, ook wordt er veelvuldig teruggekomen op eerder gedane toezeggingen, wordt er minder overgemaakt dan afgesproken en wordt er vreselijk lang gewacht met het toezeggen van voorschotten. Ook duurt het feitelijk betalen van eenmaal toegezegde voorschotten vaak nog zes weken of langer. Als het slachtoffer of zijn advocaat dan schrijven of bellen dan is de betaling volgens de persoon aan de andere kant van de telefoonlijn al lang geleden uitgevoerd, maar helaas ie het bedrag dan meestal nog niet op de opgegeven rekening ontvangen.

De zojuist genoemde technieken die vaak door verzekeraar worden toegepast worden over het algemeen als zeer onethisch beschouwd. Natuurlijk is het zeer immoraal om als verzekeraar misbruik te maken van de kwetsbare financiële situatie van het slachtoffer, teneinde te proberen om onder de verplichting tot schadevergoeding uit te komen. Periodiek - als dit soort gedrag weer al te zeer in de gaten van de pers en de publieke opinie loopt - kondigt men van verzekeringszijde publiekelijk aan dat het nu echt afgelopen zal zijn met dit soort praktijken. Recentelijk heeft Nationale Nederlanden bij monde van haar directeur aangekondigd dat zij bijvoorbeeld 70% van het volgens de maatschappij uiteindelijke verschuldigde bedrag als voorschot zal uitkeren. Ook liet Nationale Nederlanden in de krant optekenen dat er in de toekomst geen sprake meer zal zijn van “slachtoffer van gruwelijke ongelukken jaren aan het lijntje houden, psychisch kapotmaken en gemene trucs uithalen om maar onder uitbetaling uit te komen.” (NRC–Handelsblad 5 oktober 2001). Dat klinkt als niet meer dan normaal, maar van slachtofferzijde worden dit soort aankondigingen over het algemeen met grote terughoudendheid ontvangen. De ervaring heeft volgens velen geleerd dat er vaak bitter weinig van dit soort goede verzekeringsvoornemens terecht komt.

De term ‘voorschot’ is eigenlijk ook misleidend. Het woord suggereert dat er door de verzekeraar geld wordt betaald dat hij nog niet verschuldigd is. Maar dat is slechts hoogst zelden het geval. Over het algemeen betreft het ‘voorschot’ een betaling van schade die het slachtoffer ondertussen geleden heeft, en die de verzekeraar dus gewoon moet voldoen. Echter, ook na betaling van een ‘voorschot’ loopt de verzekeraar meestal nog achter met het vergoeden van de geleden schade.

Heel vaak is de term ‘voorschot’ dan ook niets anders dan een mooie naam voor een te kleine en een te late betaling.

Gezocht..

Enthousiaste vrijwilligers..

Die willen assisteren met het maken van het magazine. Kun je goed verhalen schrijven? Heb je een paar uur per maand tijd? Steun je het werk van onze vereniging? Beschik je over een pc met internet?

Meld je dan aan als correspondent voor het VvLS Magazine. Ook verhalen en onderwerpen zijn altijd welkom. info@vvls.nl

U kunt de VvLS helpen met helpen. Als er in uw omgeving plekken zijn waarvan u vindt dat er folders van de VvLS zouden moeten liggen en u bent bereid om deze daar neer te leggen, stuur dan de bijgevoegde reactiekaart retour.

U Helpt ons om andere te helpen.

Nieuws van VvLS

De WAO blijft zorgenkindje

Onze regering moet opnieuw vele miljarden bezuinigen. Op vele manieren zal men trachten om de kosten binnen de perken te houden. Zo zal er opnieuw gekeken worden hoe men de WAO–instroom terug kan dringen. Op 7 mei is er de jaarlijkse spreekuur houders dan van de “LVA” in Utrecht. Ook de VvLS zal op deze dag met een stand aanwezig zijn om op deze manier meer slachtoffers te bereiken en te behoeden voor de financiële terugval die WAO heet.

De WAO als poëzie: opnieuw een gedicht van de Haagse Hofnar.

Beste baas

Met die brief wil ik u eens vertellen van mijn lot. Ik zie een beetje bleek, mijn hele lijf dat is verrot. Lees wat mij overkwam, mijn lichaam is echt bont en blauw. Dan weet u waarom Harry niet komt werken op de bouw.

Ik stond te werken twaalluf hoog wat baksteen moest daar weg. Naar beneden smijten mocht ik niet want onder liep en weg. De voorman was daarmee iet blij zo’n tiep dat altijd zeurt. Hij zei je krijgt me knokkels als je het naar beneden pleurt.

Nou al die stenen dragen was een veel te zware last. Dus ik hees een vat omhoog en bond het touw beneden vast. Maar terwijl ik aan het was, zag ik echt geen ogenblijk. Dat een vat gevuld met baksteen veel zwaarder was dan ik.

Dus toen het touw werd losgemaakt ging Harry plots omhoog. Omdat ik me goed vasthield en het vat toch zwaarder woog. Ik schoot als een pijl de lucht in tot ik plotsklaps ondervond. Dat ik halverwege het vat trof in haar duikvlucht naar de grond.

Die klap brak Harry’s schouder maar de pret was nog niet op. Want boven aanbeland raakte ik ’t katrolletje met mijn kop. Maar ik hield me vast al duizelde ’t en ging de wereld rond. En beneden viel de helft van ’t puin het vat uit op de grond.

Doordat dat puin het vat verliet verloor het vat gewicht. Dus ik stortte weer omlaag haast met snelheid van het licht. Krampachtig knijpend in het touw sjeesde Harry naar de grond. En pleurde neer al op het puin dat zich daar verspreid bevond.

Ik lag daar kreunend neer het ergst had ik gehad. Maar het vat raakte de katrol toen viel de bodem uit het vat. Dus een stortvloed puin kwam neer op mij ja Harry was de klos. Ik riep de Heer eens krachtig aan en liet dat kleretouw toen los.

Pfiew.

Het vat was toen weer zwaarder en kwam nogmaals naar benee. Het raakte me al een stormram en brak op mijn lijf in twee. Het brak twee ribben, mijn linkerarm hee baas, begrijp je nou. Waarom Harry WAO vangt en niet komt werken op de bouw.

Bewaarnummer 8 − April 2003