Wat de VvLS dit kwartaal opviel!

De uitslag van de verkiezingen was duidelijk; Nederland gaat om. Maar of dit goed is voor iedereen, is afwachten. Hoewel de formatie bij het ter perse gaan van dit nummer nog niet rond is, kun je nu al de contouren van het nieuwe beleidsplan voor de komende 4 jaar zien. Zo zal de WAO aangepakt gaan worden en zoals het er nu uit ziet worden omgebogen naar een stelsel dat gelijk is aan dat van de WW. Deze aardverschuiving in uitkeringenland baart de VvLS zorgen.

Stel u voor: u komt van school of u bent herintreder. Dan heeft u geen arbeidsverleden opgebouwd. U krijgt een ongeval of u wordt ziek. Dan is er dus voor u de eerste 5 jaar geen WAO. U zult dus moeten aankloppen bij de sociale dienst. Dit houdt in dat u eerst uw eigen vermogen moet opmaken alvorens in aanmerking te komen voor een volledige uitkering. Zoals de plannen nu zijn, geldt dit niet voor de mensen die tijdens hun werk een ongeval krijgen. Het is een goede manier om de WAO– instroom te beperken. Het aantal mensen met een bijstandsuitkering zal groeien, maar die zijn goedkoper dan de uitkeringen van de WAO.

Ook de wachtlijsten in de zorg zijn een belang­ rijk punt in de formatie. Er moet meer geld komen voor de zorg. Er moet meer gebruik worden gemaakt van ziekenhuizen over de grens. Het klinkt allemaal mooi, maar toch zit er een adder onder het gras. De zorgverzekeraars steunen initiatieven van artsen voor operaties in het buitenland, met name als het landen zijn met lagere lonen. Op deze manier houdt de verzekeraar veel geld over. Er zijn zelfs plannen om mensen te laten revalideren in Turkije. “Hier zijn geen wachtlijsten; het klimaat voor de patiënt is beter”, zo wordt het gebracht. Het belangrijkste punt vertelt men niet. Het is meer dan de helft goedkoper dan hier, dus de verzekeraar houdt geld in eigen zak. De VvLS zal al deze punten aankaarten bij het nieuwe kabinet. Tijdens recente gesprekken met Kamerleden ontstond er veel begrip en zag men de gevaren van deze plannen wel in. De VvLS zal de formatie blijven volgen en bij de politiek partijen aandacht voor de problemen blijven vragen.

Nieuw bij de VvLS!

Enige tijd geleden zijn wij benaderd door Jan– Willem te Maarsen. Hij was contractmedewerker bij een grote uitgever. Toen hij een ongeval kreeg en hierbij een Whiplash opliep, werd ondanks zijn werktempo en inzet zijn contract niet verlengd. Hij is nu samen met de VvLS de problemen en gevaren aan het onderzoeken die mensen met een arbeidscontract lopen als zij een ongeval of ziekte krijgen. Uit het eerste onderzoek blijkt dat deze mensen min of meer vogelvrij zijn. De werkgever heeft geen verplichtingen aan deze werknemer. Wij zullen u uiteraard op de hoogte houden van het onderzoek. Op dit moment werken er ruim 800.000 mensen op basis van een tijdelijk contract. Lees zijn verhaal op pagina 8.

Ook is de VvLS met een onderzoek begonnen rond ondernemers die door een ongeval hun bedrijf vrijwillig of gedwongen moesten verkopen. Als je als zelfstandig ondernemer een ongeval krijgt, ben je nog meer dan een werknemer afhankelijk van de verzekeraars, omdat er dan opeens geen inkomen meer is. Veel van deze ondernemers komen dan ook in financiële problemen. Een enkeling krijgt hulp van buitenaf en kan op deze wijze zijn bedrijf voortzetten. Een grote groep ondernemers krijgt deze hulp niet. Voor hen is vaak een faillissement de enige uitweg. Voor het personeel van deze ondernemers volgt er een ontslag procedure of het bedrijf wordt overgenomen door een andere.

Vaak tegen een lagere prijs, omdat de leiding in het bedrijf ontbreekt. De VvLS wil zich ook voor deze groep gaan inzetten. Albert Kuepers was zelf zo’n ondernemer. De VvLS heeft hem gevraagd of hij met zijn ervaring en kennis wil trachten een traject voor deze ondernemers op te zetten. Albert is daar inmiddels mee begonnen.

In gesprek met.

De VvLS onderhoudt contacten met vele organisaties in het veld. De Stichting Tabaksclaim Nederland is er daar een van. In dit nummer stellen zij zich aan u voor: ‘De introductie’.

Historie

Begin 2000 is op initiatief van de VvLS, de Stichting RokersFonds Nederland ontstaan, die zijn toenmalige actuele informatie destijds vormgegeven op zijn homepage. Na een beperkt aantal publieke optredens leidde dit spontaan al tot de aanmelding van ruim honderd deelnemers. Desalniettemin is het initiatief publiekelijk nog even in ruste gebleven daar het politieke en juridische klimaat voor het RokersFonds nog niet gunstig genoeg was om aan haar doelstellingen te voldoen. Tegen het einde van 2001 boden de ontwikkelingen voldoende basis om het RokersFonds ook naar buiten toe weer actief te laten worden. Dit leidde in eerste instantie begin 2002 tot de aanstelling van de heer D.S. Mulder als landelijk coördinator.

Recente ontwikkelingen

De heer Mulder kreeg als taak om op zo kort mogelijke termijn op professionele leest de opzet voor de organisatie uit te werken en te onderzoeken of er naast het benodigde politieke en juridische klimaat ook onder de Nederlandse bevolking voldoende acceptatie was om deelnemer te worden en of er in het bedrijfsleven financiële steun te werven viel om van het RokersFonds een daadkrachtige organisatie te maken.

Kort na zijn aanstelling heeft Mulder, na een eerste inventarisatie van de opdracht, ondersteuning gezocht bij de heer Werner Zandink. Gezamenlijk hebben zij in het verleden reeds aan diverse nationale en internationale projecten samengewerkt. Na diverse oriënterende gesprekken heeft dit geleid tot het gezamenlijke coördinatorschap voor dit project. Voorts hebben zij in een paar maanden tijd via een breed scala aan contacten binnen diverse netwerken voldoende steun geworven en Leverpatiënten het RokersFonds definitief gestalte te geven.

Opzet van de samenwerking

Alie ontplooide activiteiten hebben geleid tot een volledige nieuwe opzet van de organisatie. Zo werd de Stichting Tabaksclaim Nederland (STN) per mei 2002 een feit. Deze nieuwe organisatie wordt ondersteund door Stichting RokersFonds Nederland (SRN) en Group Investment Fund Tobaccoclaim (GIFT). De STN heeft de oorspronkelijke doelstellingen van de SRN overgenomen en zet deze nu in een nieuwe organisatie en met een nieuw bestuur voort.

Wat doet de stichting Tabaksclaim Nederland?

De STN gaat de gezondheidsschade die het roken in Nederland (heeft) veroorzaakt verhalen op de tabaksindustrie (en anderen). De STN roept daar­ toe (ex–) rokers, hun nabestaanden, uitkeringsinstellingen en anderen op om de aanspraken die zij op de tabaksindustrie (denken te) hebben nu in de tabaksclaim onder te brengen. Hierdoor wordt de massa en de financiële kracht gecreëerd die noodzakelijk zijn om de tabaksindustrie tot betaling van de schade te bewegen. De STN gaat hiervoor aanvullend nader onderzoek doen, juridische stappen ondernemen en een actieve een rol spelen op het gebied van voorlichting. Verder staat de STN open voor iedere dialoog met betrokkenen partijen en zal daar waar mogelijk samenwerking en of coördinatie nastreven aangaande of gelieerd aan de doelstellingen.

Motivatie, drie redenen om u bij de STN aan de sluiten!

Ten eerste is roken een groot sociaal kwaad. Van alle mensen die met roken beginnen wordt uiteindelijk de grote meerderheid ziek, en overlijdt uiteindelijk de helft aan de gevolgen. Door de tabaksindustrie via de rechter te bestrijden zal deze zich maatschappelijk naar verwachting veel zorgvuldiger moeten gaan gedragen en het werven van nieuwe, jonge, gezonde rokers moeten beperken of beëindigen. Als dat lukt heeft u meegeholpen om vele gezinnen de onnodig vroegtijdige dood van een gezinslid te besparen. Onze hoofddoelstelling is om middels onderzoek en voorlichting hier optimaal aan bij de dragen en de tabaksindustrie te dwingen af te rekenen met het verleden.

Ten tweede is de tabaksindustrie in staat om vele miljoenen guldens te besteden om de claims van individuele (ex–) rokers en hun nabestaanden af te weren, een particulier kan daar (bijna) onmogelijk tegenop. Door de claims en de belangen van alle tabaksslachtoffers, die dat willen, te bundelen is de STN in staat om – met behulp van externe investeerders verenigd in GIFT – voldoende geld en deskundigheid – verenigd in de SRN – te verzamelen om de tabaksindustrie voldoende tegenwicht te bieden. Let wel, de tabaksclaim is niet het hoofddoel maar is een van de middelen om de doelstellingen te realiseren.

Ten derde dient iedereen die als gevolg van roken schade heeft opgelopen de tabaksindustrie op tijd voor die schade aansprakelijk te stellen. Als u de tabaksindustrie niet op tijd aansprakelijk stelt verjaart uiteindelijk uw claim. Achteraf valt daar niets meer aan te doen, nu veelal nog wel! De STN sluit de termijnen namens de deelnemers.

Ten slotte is op dit moment niet iedereen hierover goed voorgelicht door de overheid, belangenverenigingen dan wel de tabaksindustrie. Vandaar dat de STN een sociaal maatschappelijk draagvlak wil creëren door breed te gaan voorlichten en actie te gaan ondernemen!

Deelname

Door uw deelname maakt u het mede mogelijk dat de STN de tabaksindustrie via de rechter kan bestrijden om af te rekenen met het verleden en middels aanvullend onderzoek en voorlichting hier een sociaal maatschappelijk draagvlak voor kan creëren. U stelt u de STN financieel in staat uw claim te behartigen en haar doelstellingen te verwezenlijken.

Voor alle actuele en achtergrondinformatie kunt u terecht op onze homepage. Indien u nu, of in de toekomst, vragen heeft kunt u ons hierover altijd mailen of bellen. Daarnaast houden wij deelnemers op frequente basis op de hoogte houden van alle actuele ontwikkelingen, de onderzoeken, voorlichting en de juridische procedure. Wellicht mogen wij ook u binnenkort als deelnemer begroeten,

Werner Zandink

De Stichting Tabaksclaim Nederland

Postbus 75321 1070 AH Amsterdam Telefoon: (0900) 765 3773 (O, 70 eurocent per minuut) Telefax: (020) 670 6226 E–mail: info@tabaksclaim.nl Homepage: www.tabaksclaim.nl ABN AMRO Bank: rekeningnummer 62.76.80.925

3VO

Maak een einde aan de doden op de weg

De Verenigde Verkeers Veiligheid Organisatie 3VO wil dat het nieuwe kabinet een einde maakt aan de slachtpartij van dagelijks drie doden in het verkeer. Van de organisatie heeft de kabinetsinformateur een lijstje met tien topprioriteiten gekregen, waarin gevraagd wordt om een zero tolerance beleid van het nieuwe kabinet en van de nieuwe minister van Verkeer en Waterstaat. De visie van 3VO is zaterdagmorgen 1 juni jl. gepresenteerd op de jaarlijkse Algemene Vergadering in het Beatrixgebouw van de Koninklijke Jaarbeurs te Utrecht. 3VO constateert dat veel mensen een blijvende handicap overhouden aan een verkeersongeval. Het aantal verkeersgewonden is meer dan 100.000 per jaar. Vanwege de onveiligheid in het verkeer mogen en kunnen kinderen niet alleen meer naar school of buiten spelen en durven ouderen niet meer op straat. “Verkeersonveiligheid heeft grote invloed op de kwaliteit van het leven ”, aldus 3VO, dat de economische en maatschappelijke kosten van de verkeersramp in ons land gigantisch noemt: 22,5 miljoen euro per dag.

Onderdeel van de topprioriteiten van 3VO voor het kabinet is onder andere de invoering van een nieuw snelheidsregime: maximaal 30 km/u binnen de gehele bebouwde kom, maximaal 60 km/u op de huidige gevaarlijke 80 km/u– wegen en maximaal 100 km/u op autowegen. Alleen wanneer de verkeersveiligheid voor iedereen op die wegen is gegarandeerd kunnen hogere rijsnelheden ter plaatse war­ den toegestaan. 3VO wil voorts dat er een nieuw Nationaal Verkeers– en Vervoersplan (NVVP) komt met scherpere doel­ stellingen en keiharde financiële garanties. Om de huidige verkeersveiligheid doelstellingen (naar 750 doden in 2010) te realiseren is volgens de organisatie minimaal 2,3 miljard euro nodig.

Opvallend in het pleidooi van 3VO is ook de introductie van een puntenrijbewijs voor iedereen. Bij overtredingen en misdrijven dient het rijbewijs te warden ontnomen. Als puntwaardige feiten warden genoemd te hard rijden, met drank op rijden, bumper kleven, door rood rijden en betrokkenheid bij een verkeersongeval. Het rijden onder invloed van alcohol wil 3VO hard aanpakken met meer handhaving door de politie, strengere straffen en een verlaging van het huidige alcoholpromillage van 0,5. “Omdat de combinatie van alcohol en verkeer nooit samen gaan, wordt met een promillage van 0,0 het meest heldere signaal afgegeven ”, vindt de organisatie. Tot slot wil 3VO dat er een halt wordt toegeroepen aan de verruwing op de weg. Er zal dan ook meer geïnvesteerd moeten warden in de eigen verantwoordelijkheid van weggebruikers en het respect van hen voor anderen. Grote prioriteit moet daarbij warden gegeven aan de verkeersveiligheid in woonwijken.

Schade en Schande

De Wet op de Orgaandonatie is een flop

Orgaandonatie is weer volop in het nieuws en de Stichting Orgaandonatie gaat opnieuw starten met een voorlichtingscampagne. De campagne die in 1997 gehouden is, werd een waar fiasco. Het aantal donoren is gedaald met 50% en het aantal patiënten dat op een transplantatie lijst staat is gestegen. De VvLS is door enkele mensen van de werkgroep Hepatitis van de Nederlandse Leverpatiënten Vereniging benaderd om uit zoeken waarom deze wet faalt en een groot aantal patiënten onnodig lang moet wachten op een transplantatie.

Nederland neemt op het punt van de Wet op de Orgaandonatie een afwijkend standpunt in ten opzichte van landen om ons heen. In Nederland is het zo dat iedereen gevraagd is om donor te worden en dat men daarvoor een vragenlijst moet terug sturen. In de meeste westerse landen geldt de regel dat iedereen donor is, tenzij iemand bezwaar aantekent. Een omgekeerde wereld als het gaat om donorwerving. Natuurlijk kun je je afvragen of deze manier van werving goed is. Je zet mensen echt voor een keuze. De manier van registreren verschilt per land. Zo moet je in de Verenigde Staten aangeven op je rijbewijs of je donor wordt. In een aantal Europese landen ben je automatisch donor tenzij je bezwaar hebt. Toch is er een ding gemeen in al deze systemen. De mensen moeten bewust kiezen.

Bij het systeem dat Nederland kent, hoeft dat niet. Iedereen krijgt weliswaar een verzoek voor registratie, maar er zit geen enkel middel van pressie bij. Veel van deze verzoeken verdwijnen in de krantenbak en gaan vervolgens met het oude papier mee. Verschillende fracties in de Tweede Kamer hebben herhaaldelijk om een onderzoek naar de terugloop in donoren gevraagd. Ook is er gevraagd om een evaluatie van de huidige wet. De minister meldde dat het daarvoor nog te vroeg is en dat de nieuwe wet eerst een kans moet krijgen. Net voor de val van het kabinet is er toch besloten om de wet te evalueren. Het onderzoek zal uitwijzen dat een vrijwillige inschrijving, zoals die nu is, niet werkt. Het is in de meeste gevallen geen onwil dat men zich niet laat registreren, maar meer de angst om er over te praten en het tijdstip om er over te praten. Veel mensen hebben een beslissing uitgesteld, toen men de brief kreeg. Vervolgens is het in het beruchte vergeethoekje geraakt.

Een nieuwe campagne zal wel wat invloed hebben maar nooit een resultaat zoals in andere landen. Een beslissing over al dan niet donor worden, moet met pressie genomen worden. Je moet met zachte hand worden gedwongen om er over na te denken en een beslissing te nemen. Op dit moment liggen er velen in diverse ziekenhuizen te wachten op een donororgaan. Voor een aantal van hen zal het te laat zijn. Er moet dan ook snel wat gebeuren. Iedere dag langer wachten, kan voor een patiënt op een transplantatielijst te laat zijn.

De VvLS zal de politiek benaderen voor een betere wetgeving en betere voorlichting. Ook moet er in ieder ziekenhuis een transplantatieconsulent komen waar familieleden terecht kunnen met hun vragen en problemen. Wij hopen dat er spoedig een wet zal zijn die dit soort zaken beter regelt voor zowel de transplantant als voor de familie van de slachtoffers. Zolang het systeem van vrijwillige registratie van kracht, roept de VvLS op om de discussie over wel of geen donor, te blijven voeren, en het onderwerp bespreekbaar te maken in uw omgeving en bij uw familie.

Wat doet de

Nederlandse Leverpatiënten Vereniging

De Nederlandse Leverpatiënten Vereniging (verder te noemen NLV) is leverpatiënten vereniging die op gericht is in 1986.

De kerntaken van de vereniging zijn:

het behartigen van de belangen van patiënten met een ziekte van de lever en/of galwegen;

het bevorderen van het welzijn van mensen met een lever­ en/of galweg ziekte, hun familieleden en naaste omgeving;

het geven van voorlichting over ziekten van de lever en/of galwegen;

het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek over deze ziekten.

De vereniging tracht haar doel te bereiken door:

het beleggen en in stand houden van contacten tussen en met patiënten, hun ouders/verzorgers, medici en paramedische deskundigen.

het wekken van belangstelling van overheid en andere instellingen voor deelname in wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot ziekten aan lever en/of galwegen;

het in de meest uitgebreide zin geven van informatie en voorlichting over ziekten aan lever en/of galwegen;

belangenbehartiging;

het uitgeven van het kwartaalblad NLVisie;

het uitgeven van folders en brochures;

het bieden van lotgenotencontact.

De vereniging wil daar waar mogelijk voorlichting geven.

Vaak gebeurt dit door het geven van voorlichting over zaken die op het maatschappelijk vlak liggen. Men kan hierbij onder andere denken aan het wegwijs maken van patiënten in de sociale wetgeving en de vele regelingen voor mensen die met een ziekte moeten leven. Naar buiten wil de vereniging wetenschappelijk onderzoek stimuleren en ondersteunen, wat kan leiden tot steeds betere behandelingsmethoden. Zij doet dit onder meer door de aandacht op leverziekten te vestigen en te helpen bevorderen dat fondsen voor onderzoek beschikbaar komen. Hiertoe is het nodig dat de samenleving wordt geattendeerd op het veel voorkomen van leverziek­ ten. Daarnaast wil de vereniging ervoor zorgen dat meer begrip ontstaat voor leverpatiënten en hun problemen. Om een en ander te bevorderen geeft Nederlandse Leverpatiënten Vereniging een aantal verhelderende brochures uit.

Lotgenoten contacten

De vereniging vindt het belangrijk om contacten tot stand te brengen tussen patiënten onderling en tussen hun huisgenoten en verzorgers. Het kan een grote hulp zijn te ervaren dat men niet de enige is die strijd moet leveren met de aan een leverziekte verbonden ongemakken. Het gevoel niet de enige te zijn met een moeilijk toekomstperspectief of te kunnen praten met lotgenoten biedt vaak veel steun. Ook kunnen patiënten die een levertransplantatie moeten ondergaan en hun huisgenoten veel leren van degenen die zo’n operatie achter de rug hebben. Het blijkt dat patiënten veel tijd en geduld voor elkaar over hebben en bereid zijn uitvoerig en herhaaldelijk informatie over te dragen en vooral praktische adviezen te geven. Het spreekt vanzelf dat de Nederlandse Leverpatiënten Vereniging ook streeft naar goede contacten met medici, verpleegkundigen en andere zorgverleners. Zij beschikken over kennis en ervaring in het behandelen van leverziekten en het geven van zorg aan leverpatiënten. Als informatiebron zijn ze onontbeerlijk. Regiocontactpersonen zijn vrouwen en mannen die doorgaans uitgebreide ervaring hebben met leverpatiënten of die zelf leverpatiënt zijn. Zij zorgen per regio voor opvang, begeleiding en voorlichting van leden of van patiënten die lid willen worden. Zij brengen patiënten bij elkaar en zorgen dat de vereniging aan de basis gestalte krijgt. In nagenoeg elke provincie in Nederland is wel een regiocontactpersoon.

Werkgroepen

Om meer en beter aandacht te kunnen geven aan de leden van de vereniging is in 1997 begonnen met het werken in werkgroepen. De werkgroepen bestaan uit vier tot zes vrijwilligers, die allen (ervarings–)deskundige zijn op het gebied van de betreffende leverziekte. Met hun specifieke kennis en ervaring kunnen de werkgroepen gericht activiteiten ontwikkelen en contacten onderhouden met betrekking tot hun ‘specialisme’. De werkgroepen zijn voor zowel de leden als voor de vereniging een waardevol medium.

Wilt u meer weten?

Neem dan contact op met:

Nederlandse Leverpatiënten Vereniging Stationsplein 8 3818 LE Amersfoort Telefoon 033–4220981 info@leverpatientenvereniging.nl www.leverpatientenvereniging.nl

Wetgeving

Smartengeld voor naasten van het slachtoffer

De Ministerraad heeft in april van dit jaar goedkeuring verleend aan een wetsvoorstel dat voorziet in een recht op smartengeld voor de naasten van het slachtoffer. Hoe is het nu geregeld en wat brengt de toekomst?

Immateriële schadevergoeding – doorgaans beter bekend als smartengeld – is de vergoeding waarop het slachtoffer jegens de aansprakelijke partij recht heeft als compensatie en genoegdoening voor het geschokte rechtsgevoel en ondergane leed.

Smartengeld moet worden onderscheiden van de materiële schadevergoeding, de vergoeding voor de schade in het vermogen als gevolg van het ongeval, zoals bijvoorbeeld fysiotherapie, vervangende hulp in de huishouding, inkomen dat het slachtoffer misloopt en de vervanging van beschadigde zaken. In de regel zal het slachtoffer recht hebben op beide vormen naast elkaar. In het dagelijkse taalgebruik (en in de kranten) ontstaat vaak de spraakverwarring dat de totale schadevergoeding (dus materiële schadevergoeding en smartengeld) ten onrechte tezamen kortweg “smartengeld” wordt genoemd.

Een ongeval brengt ook voor de naasten van het slachtoffer veel leed met zich. In geval van ernstig letsel dragen zij – naast het slachtoffer – in hun dagelijks leven de gevolgen en bij overlijden van het slachtoffer staan zij er alleen voor.

Het is dan ook redelijk dat hen aanspraak wordt gegund op een vergoeding voor het leed dat zij hebben te dragen treft. De huidige praktijk valt echter bitter tegen. De wettelijke mogelijkheden zijn beperkt.

Smartengeld onder de huidige wet Het recht op immateriële schadevergoeding in het algemeen wordt geregeld in de bepaling van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een recht op smartengeld bestaat in de volgende gevallen:

indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;

indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;

indien het nadeel is gelegen in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.

De specifieke voorwaarden van sub (a) en sub (c) zullen in menig voorkomend geval niet zijn vervult.

Bij sub (b) volgt uit het wettelijk systeem dat degene die smartengeld vordert zelf in zijn eer of goede naam moet zijn geschaad, zelf letsel moet hebben opgelopen of zelf in zijn persoon moet zijn aangetast. De vervulling van die voor­ waarde zal in het geval van een naaste van het slachtoffer niet licht worden aangenomen.

Shockschade

Door de Wetgever wordt in de parlementaire stukken toegelicht dat wel denkbaar is de vergoeding van zogenoemde “shockschade ”. Hieronder wordt verstaan de schade die optreedt door de shock die het gevolg is van het waarnemen van of geconfronteerd warden met (en eventueel: de gevolgen van) een dodelijk ongeval. Onder omstandigheden, aldus de Wetgever, kan dit tot letsel of een andere aantasting in de persoon (van de naaste) leiden, hetgeen de benadeelde (dus: de naaste) aanspraak geeft op smartengeld.

De Wetgever heeft uitdrukkelijk aangetekend dat de bepaling van sub (b) terughoudend dient te warden toegepast. Het zou alleen gaan om “zeer ernstige gevallen”.

De rechtspraktijk is dan ook dat in geval van shockschade niet wordt vergoed het verdriet “om het overlijden als zodanig” (want die schade komt volgens de Wetgever niet voor vergoeding in aanmerking) maar de schade “vanwege het waarnemen van of geconfronteerd warden met het ongeval ”.

Recentelijk heeft de Hoge Raad een arrest (uitspraak) van het Hof Amsterdam bekrachtigd waarin de grenzen van artikel 6:106 sub (b) BW door het Hof werden afgetast.

Het betrof een zeer akelig ongeval waarbij een vijfjarig meisje om het leven was gekomen door aanrijding door een achteruitrijdende taxibus. De moeder was kort na het ongeval ter plaatse gekomen en op gruwelijke wijze geconfronteerd geworden met het levenloze lichaam van haar dochtertje. De moeder heeft ernstig geestelijk letsel opgelopen waarvoor zij gedurende vele jaren, met tussenpozen, in behandeling is geweest bij een psychiater.

De overwegingen:

“ (…) een en ander laat ruimte voor een aanspraak op schadevergoeding van verweerster zelf (de moeder) voor zover de schade is veroorzaakt door iets anders dan de dood of het letsel van haar dochter. De schade waarvan zij vergoeding vordert, is veroorzaakt door de confrontatie met de gruwelijke, schokkende gevolgen van de gebeurtenis. Dit onderdeel van de gevolgen kan warden aangemerkt als iets andere dan de dood of het letsel van het meisje.” (r.o. 4.7)

En:

“ De normen voor verkeersgedrag strekken mede tot bescherming van de moeder van een vijfjarig meisje dat met even tevoren verkregen goedvinding van de moeder op de fiets op een woonerf vlakbij haar woning, aan het verkeer deel­ neemt, tegen schade als in deze zaak aan de orde. Dat de moeder niet zelf aan het verkeer deelnam en zich ook niet bevond in de fysieke gevarenzone van de, een verkeersnorm schendende, taxibus en zelf geen lichamelijk letsel opliep, is geen reden om anders te oordelen. ” (ro. 4. 11)

En:

Verweerster heeft geestelijk letsel opgelopen en is aldus in haar persoon aangetast in de zin van art. 6:106 lid 1 aanhef en onder b BW (r.o. 4.13).

Mitsdien lijkt het erop dat de grenzen voor smartengeld en der het huidige recht zijn verruimd.

Het wetsvoorstel inzake smartengeld voor naasten

De gewijzigde maatschappelijke opvattingen over smartengeld, zoals deze ook weerklinken in de rechtspraak, hebben geleid tot de aandacht van de Wetgever. Onder meer naar aanleiding van vragen in de Tweede Kamer aan de Minister van Justitie is het wetgevingstraject in gang gezet dat heeft geleid tot een (thans nog zeer pril) wetsvoorstel.

Dit jaar heeft de Ministerraad op voor­ stel van de (thans demissionair) Minister van Justitie Korthals ingestemd met een (concept) wetsvoorstel om smartengeld mogelijk te maken voor naasten van iemand die door andermans schuld overlijdt of ernstig en blijvend letsel oploopt.

De tekst van het wetsvoorstel is nog niet openbaar en de inhoud is voorlopig alleen op hoofdlijnen bekend gemaakt. Het wetsvoorstel is voor advies toegezonden aan de Raad van State. Eerst bij indiening in de Tweede Kamer zullen het wetsvoorstel en het advies openbaar worden.

In het wetsvoorstel wordt de vergoeding van smartengeld beperkt tot een nauw omschreven kring van naasten. Daarbij zou het dan gaan om: echtgenoten en geregistreerd partners, levensgezellen die al langer dan een jaar met elkaar samenleven, duurzaam in gezinsverband levende ouders en kinderen en duurzame zorgrelaties in gezinsverband, zoals pleegouders– en kinderen. Ook de omvang van het smartengeld wordt gefixeerd. Het wetsvoorstel gaat uit van een vast bedrag van € 10.000, –. Nog steeds geldt dat de Wetgever gewicht hecht aan terughoudendheid voor wat betreft de omvang van de schadevergoedingsplicht. Immateriële schadevergoeding wordt bezien tegen de achtergrond van de ‘ontwikkelingen van een claim­ cultuur’. De dominante idee van een negatief gewaardeerde claimcultuur drukt een stempel op de visie van de Wetgever.

Spijtig genoeg kent het wetsvoorstel beperkingen die de rechter in de praktijk naar verwachting (weinig tot) geen ruimte laten om recht te doen aan de feiten en omstandigheden in individuele gevallen.

De bepaling van de hoogte van het smartengeld voor het slachtoffer vindt plaats aan de hand van factoren die zien op de aard en de ernst van het letsel. Aldus wordt beoogd een verhouding tussen de schade en het smartengeld tot uitdrukking te brengen. De hantering van een gefixeerd bedrag zal bij vergelijking van individuele gevallen tot de pijnlijke conclusie kunnen leiden dat in geval X en geval Y dezelfde vergoeding wordt toegekend ondanks evidente verschillen in de ernst van het doorstane leed. En is het billijk dat het smartengeld voor een naaste die jarenlange psychische klachten overhoudt aan het traumatisch verlies is beperkt tot de gefixeerde som?

Verder valt op dat veel naasten dus niet voor vergoeding in aanmerking zullen komen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat een alleenwonend slachtoffer overlijdt met achterlating van een vriend of vriendin met wie hij of zij een langdurige relatie had en een moeder met wie een hechte band bestond. Ook onder het nieuwe wetsvoorstel zouden noch de vriend(in) noch de moeder een recht kunnen doen gelden.

Het wetsvoorstel is een stap in de juiste richting omdat het onderwerp thans de aandacht krijgt die het verdient. Verder lijkt de Wetgever een principiële stap richting erkenning te (gaan) maken. Toch zal bij indiening van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer grondig debat moeten plaatsvinden over de thans gekozen vorm.

Mr. R. Grandia, advocaat te Rotterdam

Het verhaal en initiatief van een ‘ex– whiplasher’

“ Op zondag 21 januari 2001 maakte ik tijdens een mountainbiketocht bij Berg en Dal een zware val. Tijdens een afdaling vloog ik, met mijn 90 kilo, plots over het stuur op mijn, gelukkig ‘gehelmde’, hoofd. Mijn knie was bebloed en mijn hoofd deed zeer. Ik was verder niet weggeweest en ik kon me alles nog wel herinneren. ‘De rest van de dag maar even rustig op de bank’, dacht ik. De volgende dag had ik nog steeds hoofdpijn. Mijn huisarts zei dinsdagmorgen dat het een lichte hersenschudding was en dat ik die dag één paracetamol moest nemen en verder rustig kon werken en bij erge hoofdpijn moest stoppen. Dit was twee dagen later het geval. 10 minuten per dag lezen was het maximale. Na drie weken acht paracetamols, zei een chiropractor uiteindelijke dat het een whiplash was met acht verschoven nek en rugwervels. Ik had net een nieuwe baan met eerst een jaarcontract bij een grote internationale uitgeverij als advertising manager in o.a. Scandinavië.

Dag van de Arbeid

Toen ik na 10 weken therapeutisch voor halve dagen begon, gaf mijn baas plots aan te twijfelen aan mijn functioneren. Hij zei dat hij 6 weken later een beslissing zou nemen. Tijdens het werk werden mijn vragen niet of slecht beantwoord, beloftes werden niet nagekomen, zelfs de omzet van mijn budget werd afgepakt en een vergadering werd niet doorgegeven. Dit voelde niet goed en mijn pijn en duizeligheid werden ondertussen weer erger, waaronder ook tintelingen in mijn hand en duizeligheid. Na een gesprek met mijn baas, waarin ik onder meer uitlegde wat een whiplash is en hoe grillig het is, werd ik nog niet serieus genomen. Ik voelde mij lichamelijk uitgebuit. Mijn klachten namen nog verder toe en ik meldde mij de volgende ochtend ziek. Na een heel slecht weekend, met veel stress en weinig slaap, kwam ik tot het besef dat ik nu echt in actie moest komen om te zorgen dat men niet meer met mijn gezondheid kon spelen. Ik heb toen de eerst volgende arbeidsdag (1 mei) de baas van mijn baas opgebeld en op diezelfde dag een gesprek aangevraagd. Toe hij zei geen tijd meer te hebben, zei ik dat ik dan een gesprek wou met zijn baas. Ik was heel overtuigd en resoluut. Het gesprek luchtte mij heel erg op. Vanaf dat moment namen mijn hoofd en nekpijnen en mijn stress alleen nog maar af. Drie maanden later was ik klachtenvrij!”

Slachtofferrol

Het herstel werd nog verder versneld door de volgende inzichten. Ik heb ondervonden dat de intensiteit van het ongemak van mijn onzichtbare blessure/ ziekte uit meerdere belastende factoren bestaat; naast het fysieke alleen. Hoe gaat de omgeving er mee om en hoe ga ik zelf om met de reactie van de omgeving en hoe ga ik om met het whiplashsyndroom.

De fysieke factor gaf de pijn vanuit de verschoven wervels in mijn nek en rug. De spanning (en woede) als gevolg van de houding van mijn baas/ werk ging in mijn schouders en nek zitten. Mijn (opgekropte) woede gaf continu spanning en zorgde daardoor voor de verergering van mijn klachten. De crux van mijn genezing zit hem ten eerste in het afgooien van de slachtofferrol. Ten tweede in het erkennen van het door mijzelf niet goed communiceren en tenslotte in het op een actieve manier niet (meer) toelaten van de onrechtvaardigheid die me werd aangedaan.

Wrang

Het wrange van de situatie was dat het geld in plaats van het herstel centraal stond. Hierdoor werden mijn lichamelijke klachten onnodig erger en moest het rijk onnodig maandenlang een ZW en WW– uitkering betalen.

Het initiatief genaamd ‘contractwerkers ontVOgoocheld’

Ik heb met veel instanties gebeld en geconcludeerd dat er geen onafhankelijke instantie of belangenbehartigingsorganisatie is voor mensen die tijdens een tijdelijk contract ziek worden en geen nieuw/ vast contract krijgen. Contractwerkers lijken vogelvrij na ongeluk/ ziekte/ handicap. Of de nood nu wel niet hoog of groot is, alleen al gezien de actuele WAO problematiek is het belangrijk. De VvLS en ondergetekende hebben samen het initiatief genomen om een zwartboek op te stellen om meer overzicht te krijgen en in de toekomst de belangen van deze groep te gaan behartigen.

Bewaarnummer 5 − Juli 2002